lofzang op ZEELUCHT door Lucky Fonz III

April 2021

Morgen ga ik naar Vlieland om vanaf daar de Noordzee te ervaren met elk van mijn zintuigen, maar vandaag mag ik voor het eerst Frank Bloem’s geurkunstwerk ZEELUCHT ruiken, in de hoop dat die geur mij zozeer zal bedwelmen dat mijn voorpret tot extatische hoogten zal stijgen. Ik zal hier proberen mijn geur-ervaring ‘in real time’ beschrijven, geïnspireerd op The Doors of Perception, Aldous Huxley’s beroemde verslag van zijn experimenten met mescaline. De titel van dat boek komt uit William Blake’s gedicht The Marriage of Heaven and Hell, waarin hij stelt: “if the doors of perception were cleansed everything would appear to man as it is, infinite”. Vanuit dat verlangen, om het bewustzijn zodanig op te schonen dat het haar onkunde om het eeuwige te zien eventjes verliest, zal ik het geurkunstwerk benaderen. Laten we hopen dat de bedwelming niet de rol van stoorzender, maar die van ‘cleanser’ aanneemt, als een allesreiniger van de zintuigen.

Ik spuit nu ZEELUCHT op de bovenkant van mijn linkerhand.

In eerste instantie ruik ik veel, heel veel, teveel, alsof ik een spoorzoeker ben die na een vruchteloze dag ineens een enorme kluwen pootafdrukken vind die allemaal ergens anders heen leiden. De geur is, heel even, overweldigend op een onaangename manier; ik moet denken aan XTC en hoe het moment dat een pil ‘inklapt’ soms zo intens is dat je er van schrikt, het duizelt je enkele minuten, totdat het besef indaalt dat dit een goed teken is, je ademt en de paniek verandert in vreugde, want je weet dat dit altijd gebeurt bij goed spul. Ik kalmeer, haal adem en duik opnieuw in de wolk boven mijn hand. Dan stapt er, vanuit de kluwen, ineens één geur naar voren om het woord te voren: iets groens, gras of naaldbos. Het zegt: “Hier zijn we, laat in de zomer, Vlieland inderdaad, een “indian summer” misschien zelfs, een midweek vol zon en warmte terwijl ik eigenlijk al geen groen meer ben, ik ben al goud en geel en bruin, wat een gelukzalig misverstand, zo kan het maar eventjes bestaan”, en dan de diesel van de veerboot die je hier bracht, zonnebrandcrème van tube naar hand naar rug, wat grind, gebarsten schelpen, en het rumoer zwakt langzaam af tot een zacht geroezemoes.

Dit is niet de verwachte voorpret maar een romantische herinnering aan je leven aan het strand. Aan alle dingen, van je eerste zandkasteel tot en met wat je deed in die ‘geheime’ duinpan, je bent op tijdreis, niet naar morgen maar naar 2019 en 2016 en 2001 en 1996.

Ik spuit nog wat ZEELUCHT bij, want net als bij dat pilletje geldt nu dat wie zo lekker gaat best wat mag bijnemen. De tweede ontploffing moest wel anders zijn; niet minder maar rustiger, totdat er iets pittigs uit op lijkt te stijgen. Iets roods dat zegt: “de Andamanse zee is zo helder dat het je doet denken aan de aquaria van Chinese restaurants, toen je je afvroeg of die vissen ook om te eten waren, net als de kreeften in de restaurants aan de Belgische kust’. Daarna komt er wat zachtgeels, oranjes, maar niet heet, geen vlam maar een Calippo lemon of orange, het laatste ijsje dit jaar. De camping achter de duinen is nog wel open maar het is “naseizoen”, de zee is al te koud om in te zwemmen, het strand is niet meer om op te liggen, je kan er wandelen tegen de wind in maken maar wel met je warme trui en je warme jas. Een leeg kampvuurtje op het strand smeult nog na, we willen warme chocomel met slagroom voor de kids en Irish Coffee voor onszelf.

Ik verwachtte dat alle geurlijnen uiteindelijk tot één en dezelfde substantie zouden smelten, dat dat de bedoeling was, zoals je vruchten en melk tot een monochrome smoothie blendt, maar in plaats daarvan maakt de onrust plaats voor een kalme compositie waarin nu een nieuw element zijn plek komt opeisen. Het is grijsblauw; de frisse lucht, die als een sjieke dame, vlak voor aanvang, de concerthal binnen loopt, over het middenpad, langs de volle banken, zonder de naar haar omdraaiende hoofden te beantwoorden. Ze loopt rustig door tot aan haar vaste plek, pal naast de dirigent. Ze gaat zitten en zegt niks, maar iedereen weet dat zonder haar de dirigent niet begint, en zonder de dirigent begint het orkest niet. Daarom moet ze er zijn, altijd.